De vrijheid om lief te hebben wie je wilt is niet vanzelfsprekend. Er is voor gevochten en geleden door huidige en voorgaande generaties hier en elders.
Op 5 september 1987 schreef Amsterdam geschiedenis. Aan de voet van de Westerkerk werd een uniek en imposant monument onthuld ‘om homoseksuele mannen en vrouwen te inspireren en te steunen in hun strijd tegen ontkenning, onderdrukking en discriminatie’.
Het monument wil homoseksualiteit in de openbare ruimte zichtbaarder maken. Lhbti’ers uit binnen- en buitenland leggen er bloemen op één van de driehoeken, gedenken er hun overleden dierbaren, vieren er hun huwelijk, ontmoeten vrienden en vriendinnen bij één van de feesten, houden er protestbijeenkomsten, voeren er actie.
Op het monument staat de dichtregel ‘Naar vriendschap zulk een mateloos verlangen’ van de homoseksuele, joodse schrijver Jacob Israël de Haan (1881-1924). Het komt uit het gedicht ‘Aan ene jonge visser’ uit 1917.
Aan ene jonge visser
In onderstaand filmpje draagt Henk van Ulsen op het Homomonument – op de driehoek waar Naar vriendschap zulk een mateloos verlangen staat – het gedicht ‘Aan ene jonge visser’ (1917) voor.
Onder het filmpje vind je ook de tekst van het hele gedicht.
Rozen zijn niet zo schoon als uwe wangen,
Tulpen niet als uw blote voeten teer,
En in geen ogen las ik immer meer
Naar vriendschap zulk een mateloos verlangen.
Achter ons was de eeuwigheid van de zee,
Boven ons bleekte grijs de eeuwige lucht,
Aan ’t eenzaam strand dwaalden alleen wij twee,
Er was geen ander dan het zeegerucht.
Laatste dag samen, ik ging naar mijn Stad.
Gij vaart en vist tevreden, ik dwaal rond
En vind in stad noch stiller landstreek wijk.
Ik ben zó moede, ik heb veel liefgehad.
Vergeef mij veel, vraag niet wat ik weerstond
En bid dat ik nooit voor uw schoon bezwijk.
Jacob Israel de Haan
Uit de bundel Liederen, 1917